Bij boerderijen op de plateaus rond Valkenburg is in het verleden mergel als bouwmateriaal veelvuldig toegepast. Kenmerkend is hierbij ook de toepassing van versierde voorgevels voorzien van voluten genaamd ‘Maaslandse krulgevel’. In oorsprong vormt de hoeve samen met het linker buurpand één agrarisch bedrijf, dat al voor 1818 (oerkadasterkaart) gesplitst is in twee zelfstandige delen.
Aan de straat toont de hoeve (in combinatie met het buurpand) haar 18e eeuwse grandeur (jaartal 1706). Met name de beide krulgevels maken het geheel bijzonder. Op de binnenplaats wijzen de rondboogopeningen van de diverse deuren op een vrij vroeg 17e eeuwse oorsprong. Dit wordt nog aannemelijker wanneer we de kelder met de traptreden in Nievelsteiner zandsteen zien. De aansluitende lage vleugel is van rond 1900 en sluit in bouwtijd aan op de vernieuwing van de raamomlijstingen van de topgevel. De poortomlijsting is gezien de geringe hoogte van de muur waarschijnlijk meteen in baksteen uitgevoerd. De buitengevel, rechts, is eveneens in de vroege 20e eeuw opgewerkt naar het niveau van de straatgevel en voorzien van een deuropening naar de tuin die tevens als voordeur dienst ging doen. Het is een bekend fenomeen dat de boer, die zich als burger gaat gedragen, op het platteland vanaf grofweg 1850, zich met zijn rug naar de binnenplaats met mestvaalt keert. De tuin krijgt dan veelal een statigere aanleg als afspiegeling van de behuizing van sociaal hoger geachte klassen.
In de tuin staat een oud bakhuis met bakoven, dat rond 1900 uitgebreid en opgehoogd is.
Het gedateerde interieur van de hoeve naar het huidige niveau omtrent comfort en gebruik te tillen. Met name het beperkte contact met de binnenhof en de inpassing van de sanitaire ruimten zijn aandachtspunten.
Met respect voor de aanwezige monumentale onderdelen de woonwensen op een duurzame manier inpassen, zodat de karakteristieke atmosfeer beleefbaar blijft. Bovendien wordt voor het casco van de hoeve een restauratie- c.q. onderhoudsplan opgesteld.