Hoeve Mechelen

Hoeve Mechelen

2020 - 2022

Historie

De buurtschap Bommerig, die bestaat uit een aantal verspreid liggende boerderijen en woningen, is een klassiek voorbeeld van het ontstaan van nevennederzettingen bij een centraal gelegen plaats, in dit geval het dorp Mechelen.

Al in de 13de eeuw was het dal van de Geul op een dusdanige schaal in cultuur gebracht, dat de plateau’s werden opgezocht voor verdere expansie van de landbouw en veeteelt die het gevolg was van een gestaag groeiende bevolking. Zo ontstonden aanvankelijk kleine nederzettingen zoals Bommerig. Daarvoor moesten eerst onontgonnen terreinen gebruiksklaar gemaakt worden, vandaar de kap van oude bossen. De terreingesteldheid bepaalde of er landbouw of veeteelt beoefend werd. Dat is voor de kernen rond Mechelen veelal het laatste, omdat hellende terreinen te erosiegevoelig waren. 

Gegeven het feit dat het platteland in zijn bouwactiviteiten vele malen dynamischer is dan de gemiddelde stad is het niet verwonderlijk dat gebouwen vaak een lange en ingewikkelde evolutie laten zien. Daar komt voor dit deel van Zuid-Limburg bij dat het, ondanks de vruchtbare grond, door de kleinschaligheid een relatief arm gebied was, met name in de 19de eeuw. 

Bouwen in vakwerk, dat door het gratis beschikbaar hebben van bouwhout uit gemeenschappelijke bossen, tot de Franse tijd, dus onder Napoleon, de meest voor de hand liggende bouwmethode was, bleef zodoende ook na die tijd redelijk in zwang. Een bijzonder aspect was dat een houtskelet tot het roerend goed gerekend werd. Daarbij speelde een basisaspect van vakwerk, of beter houtskeletbouw, een rol, namelijk het demontabel zijn van dat skelet, en dus de mogelijkheid het relatief makkelijk te verplaatsen. 

Voor dorpen als Mechelen hield dat ook in dat er, bij gebrek aan liquide middelen door de stagnerende landbouw en veeteelt, met enige regelmaat gebouwd werd met bij elkaar gesprokkelde skeletfragmenten. Een interessant fenomeen, dat moeilijk ‘leesbare’ panden heeft opgeleverd. Het betekent ook dat er meestal, en met name in dit geval, een keur aan telmerken te zien is die geen enkel systeem vertonen omdat ze een functie hadden in het oorspronkelijke gebouw, dat oorspronkelijke elders stond. 

Precies dat hergebruiken van vakwerkdelen, mét een keur aan niet langer functionele telmerken, is wat er ook bij deze vakwerkhoeve is gebeurd.        

De vakwerkhoeve 32 bestaat uit een woonhuis met aansluitende schuur in vakwerk, een haaks op het woonhuis staand bijgebouw in vakwerk met een daar weer haaks op staande bakoven. 

De schuur, die zoals gezegd in het verlengde ligt van het woonhuis heeft aan de straatkant een vakwerkwand die een eenheid vormt met die van het woonhuis en gekenmerkt wordt door het ontbreken van schoren. Dat is typisch voor het ‘post-Napoleontische’ vakwerk, in dit geval voor een gebouw dat rond 1850 is neergezet. Een aardig detail is dat de vakhoogte, tussen de regels, bij het woonhuis iets minder groot is dan bij de schuur, waar het vlechtwerk bovendien alleen aan de buitenkant beleemd is. 

In een ruime periode rond 1900 is de exploitatie van de boerderij geheel gericht geraakt op veeteelt, met als gevolg een groeiende behoefte aan stalruimte. Die werd gevonden door met gebruikmaken van een restant van een langswand van een gesloopt vakwerkgebouw een parallelle wand op te trekken achter de schuur waardoor een ruimere stal ontstond. De manier waarop die wand is neergezet maakt de transformatie duidelijk. Dit bouwdeel heeft een open verbinding met de schuur door het weghalen van de vakvullingen.

Rechts voor het complex staat een gebouw in baksteen dat deels een ouder gebouw vervangt, naar de straat toe is uitgebreid, en aan de achterkant is voorzien van een deels open aanbouw onder het doorlopende dak van het voorgebouw. 

Uitdaging

De karakteristiek van de negentiende -eeuwse vakwerkboerderij maximaal behouden en in de gebouwen een woning realiseren waarbij maximale aandacht is voor het eigentijdse gebruik, comfort en verduurzaming met een spectaculair zicht op de bijzonder fraaie omgeving. 

Ontwerp

Door het restant van de langswand (van een gesloopt vakwerkgebouw) nogmaals op te pakken en 1,5 meter naar achteren te verplaatsen ontstaat een bijgebouw die voldoende ruim is om aan alle gewenste ruimte te voldoen en waardoor de storende en niet monumentale bijgebouwen overbodig zijn en kunnen worden gesloopt. Daar waar de oude achtergevel versteend is in de loop der tijd zal deze weer worden voorzien van vakwerk: houten geraamte grotendeels gevuld met glas.

In de vakwerkboerderij zal met name in het voormalige schuurgedeelte de hoge ruimte beleefbaar blijven.