Het woonhuis is gebouwd omstreeks 1930 naar een ontwerp en in opdracht van de architect Camille de Smet. Het is een markant voorbeeld van Het Nieuwe Bouwen in Limburg. De uiterlijke verschijningsvorm sluit aan bij deze stijl, ondanks de gekozen traditionele bouwmethode (hout en steen) en de toepassing van glas-in-lood ramen.
In 1971 is het interieur op verschillende plaatsen ingrijpend veranderd.
Internationaal zien we in de architectuur van de twintiger jaren (20e eeuw), geschokt door de ellende van de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog, een nieuwe vormentaal ontstaan: Het Nieuwe Bouwen (De Nieuwe Zakelijkheid).
Grote glasoppervlakten, gevat in stalen kozijnen, geven deze bouwwerken een ongekende lichtheid. Buitenwanden worden gevormd door glazen gordijnen die als het ware rondom het gebouw hangen om het inwendige te beschermen tegen weer en wind. De gestucte gevels zonder ornamenten suggereren de afwezigheid van de bouwmassa. De plasticiteit van het gebouw ontstaat uitsluitend door de pure bouwvorm die voortkomt uit de functionele eisen met als uitgangspunt: “Less is more” (Mies van der Rohe).
Het ‘herstellen’ van de harmonie tussen de diverse ruimten, materialen en detailleringen. De oor-spronkelijke bouwstijl is daarbij leidend.
Naast groot onderhoud aan het exterieur is het interieur van de woonhuis verbouwd en gemoderniseerd. Diverse toevoegingen uit de zeventiger jaren zijn verwijderd, zo is de oorspronkelijke open ruimte ter plaatse van de trap en overloop in ere hersteld.
Bovendien zijn nog aanwezige oorspronkelijke interieurelementen (parket in woonkamer en glas-in-loodramen) gerestaureerd.